Project

Een pragmatische realiteit: de performance en codificatie van collectief handelen tijdens de 'eeuw van de vrijheid' van stedelijke gemeenschappen in de Zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk (late 11de - vroege 13de eeuw)

Code
G029023N
Looptijd
01-01-2023 → 31-12-2026
Financiering
Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO)
Promotor-woordvoerder
Onderzoeksdisciplines
  • Humanities and the arts
    • Auxiliary sciences of history
    • Cultural history
    • Medieval history
    • Regional and urban history
    • Comparative study of regions
Trefwoorden
collectieve bemiddeling door verschillende sociale groepen stedelingen van onderaf Frans Latijn Nederlands België West-Europa Middeleeuwen Geschiedenis
 
Projectomschrijving

Het onderzoek naar de vroege ontwikkeling van stedelijke gemeenschappen in West-Europa is lang bepaald door een politiek-institutionele benadering van de vrijheden, wetten en gewoonten die deze gemeenschappen van hun heren ontvingen in zgn. ‘keures’. Deze eenzijdige benadering heeft geleid tot een gebrekkige kennis over de pragmatische context waarin deze rechten werden onderhandeld en neergeschreven, over de socio-economische omstandigheden die de acties van de betrokken sociale groepen bepaalden, en over hoe juridische concepten geënt waren op ideeën rond rechtssystemen. Dit project stelt een interregionale vergelijkende studie voor van een 150-tal typologisch variërende vrijheidscharters toegekend aan steden en communes in de Zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk tijdens de pioniersfase van hun ontwikkeling. De methodologie bestaat uit drie benaderingen die vanuit een antropologisch perspectief verbanden zullen onderzoeken tussen mensen, documenten en contexten: 1) een pragmatisch-documentaire analyse, met als doel de context waarin wetten en vrijheden werden opgetekend te reconstrueren tijdens de experimentele fase van pragmatische geletterdheid en document-gebaseerd bestuur; 2) een politiek—socio-economische analyse, met de intentie de ‘collectiviteit’ van vroegstedelijke gemeenschappen te doorgronden; 3) een rechtshistorische analyse, waarin vrijheidscharters worden beschouwd als de consolidatie van rechtsprincipes in de machtsstrijd tussen heersers en onderdanen.