Dit proefschrift onderzoekt het vroegmoderne gebruik van nominale aanspreekvormen in het Nederlands, met nadruk op sociolinguïstische variabelen (b.v. gender en sociale status) en binnen de context van beleefdheid. Daarnaast wordt methodisch onderzoek uitgevoerd om de geschiktheid van gespreksboeken als historisch bronmateriaal te evalueren, met specifieke aandacht voor de vergelijking met andere historische bronnen, met name brieven en toneelstukken.