Via een assertief industrieel beleid tracht de Europese Unie (EU) haar economische competitiviteit te versterken, strategische autonomie te bereiken en de Europese economie te vergroenen. Bestaand onderzoek heeft reeds uitvoerig verklaard waarom deze beleidsomslag tot stand kwam. Het is echter niet geweten hoe de Unie haar industrieel beleid concreet vormgeeft en welke effecten dit heeft op politiek-economische belangengroepen, EU-lidstaten en het tempo van de groene transitie. Dit project poogt beide kennishiaten op te vullen met een politiek-economische analyse van Europa’s groen industrieel beleid.
Eerst wordt in kaart gebracht hoe de EU haar industrieel beleid in de praktijk brengt. In dit verband wordt een nieuw framework opgesteld dat de beleidsinstrumenten van het industrieel beleid van de EU onderverdeelt in verschillende types naargelang het beleidsniveau waarop ze geïmplementeerd worden (nationaal of supranationaal), hun karakter (offensief of defensief), etc. Aan de hand van dit framework wordt verklaard waarom de EU sterk inzet op bepaalde beleidsinstrumenten (bv. supranationale, defensieve handelsbelemmeringen en nationale, offensieve subsidies), maar niet op andere (bv. supranationale, offensieve EU-fondsen voor koolstofneutrale technologie). In een tweede fase wordt geanalyseerd wie wint en wie verliest bij de manier waarop de EU haar industrieel beleid implementeert. In dit verband wordt onderzocht hoe de verschillende beleidsinstrumenten de belangen van belangengroepen, EU-lidstaten en het tempo van de groene transitie beïnvloeden.