Onderzoekseenheid

Ghent University Research Group on Linguistic Meaning & Structure

Acroniem
GLIMS
Duurtijd
19-04-2019 → Lopend
Groepsleider
Overige informatie
Onderzoeksdisciplines
  • Humanities and the arts
    • Grammar
    • Linguistics not elsewhere classified
Trefwoorden
Taalkunde Deens Nederlands Engels Fins Frans Duits Grieks Italiaans Latijn Noors Portugees Roemeens Spaans Zweeds
Omschrijving
Het onderzoek binnen GLIMS houdt zich bezig met 'grammatica' in de brede zin van het woord, dat wil zeggen (morfo)syntaxis en semantiek, inclusief zowel de interface met het lexicon (en lexicale morfologie) als met het discours. Het grootste deel van ons werk is gerelateerd aan de volgende aandachtsgebieden: de grammatica van de bijzin en de werkwoord- en nominale groep; grammaticale alternaties; aspect en modaliteit / evidentialiteit; zinscombinatie/insluiting; discoursmarkeerders en de invloed van informatiestructuur. Naast het verfijnen van de beschrijving van een breed scala aan specifieke talen en linguïstische verschijnselen (met name gericht op onderbelichte taalpatronen), draagt ons onderzoek ook bij aan de algemene linguïstische theorie door een hypothese-gedreven focus op theoretische concepten in het huidige grammaticaonderzoek, inclusief meta-theoretische analyse en de historiografie van de discipline. Hoewel ons onderzoek niet gebonden is aan een bepaald theoretisch kader, deelt het de algemene veronderstelling dat linguïstische structuur symbolisch is, en dus dat 'betekenis' fundamenteel is voor formele structuur. Daarom wordt veel van ons werk uitgevoerd in functioneel en/of cognitief georiënteerde kaders, waaronder constructionistische benaderingen (bijv. constructiegrammatica, systemische functionele grammatica, functionele discoursgrammatica, structureel functionalisme, cognitieve grammatica). In lijn met een lange lokale onderzoekstraditie in de contrastieve linguïstiek (cf. het Contragram project), impliceert veel van ons werk een microtypologische vergelijking van (voornamelijk) West-Europese talen, met een speciale focus op Romaanse en Germaanse talen. Qua methodologie vertrekken de meeste onderzoeken vanuit de analyse van - voornamelijk synchrone - taalgegevens, waarbij (gekwantificeerd) corpusonderzoek gecombineerd wordt met andere empirische methoden zoals aanvaardbaarheidsoordelen en, in mindere mate, experimenten.