Project

Gemengdheid in de Europese rechtsorde post-Lissabon: een grondwettelijke analyse in het licht van het beginsel van institutioneel evenwicht

Code
3E000417
Looptijd
01-10-2017 → 31-08-2019
Financiering
Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO)
Mandaathouder
Onderzoeksdisciplines
Niet beschikbaar
Trefwoorden
Europese rechtsorde
 
Projectomschrijving

In het kader van de toegekende bevoegdheden heeft de EU de bevoegdheid om internationale betrekkingen aan te gaan
overeenkomsten met derde landen en andere internationale organisaties. Echter, de individuele EU
De lidstaten zijn daardoor niet in staat om internationale overeenkomsten aan te gaan.
De lidstaten die deze bevoegdheid verliezen, blijven de uitzondering en in de meeste gevallen is er een
mogelijkheid en soms zelfs een noodzaak voor zowel de EU als de lidstaten om partij te zijn bij
een internationale overeenkomst met een derde land of internationale organisatie. EU-jargon verwijst naar
een dergelijke situatie als een van 'mixity', de internationale overeenkomst is een 'gemengde overeenkomst'.
Het Verdrag van Lissabon, dat sinds december 2009 van kracht is, heeft de regels voor de EU hervormd
externe betrekkingen en daarmee een extra laag van complexiteit aan de mix toegevoegd: zelfs als het EU-Hof
van Justitie heeft toegestaan ​​voor de mix, het fenomeen stelt verschillende juridische problemen op zowel praktisch
en fundamenteel niveau. Het huidige onderzoek heeft tot doel een aantal resterende juridische te beantwoorden
vragen en om de vermenging te beoordelen vanuit het oogpunt van de EU-grondwettelijke wetgeving, met name in het kader van de
principe van institutioneel evenwicht: welke mix zien we na Lissabon? Hoe is het met de rechtbank
jurisprudentie over de uitoefening van de externe bevoegdheden van de EU, die van invloed is op de kwestie van de vermenging
geëvolueerd na Lissabon? Hoe moet deze mix van post-Lissabon worden beoordeeld volgens het principe van
institutioneel evenwicht verankerd in de EU-Verdragen?