-
Social sciences
- Cultural sociology
- Sociology of arts
- Program evaluation and social impact assessment
- Sociology of education
- Sociology of leisure and tourism
Deze studie beoogt de evaluatie van het decreet voor het deeltijds kunstonderwijs van 2018.
Het deeltijds kunstonderwijs kende de voorbije decennia een aanzienlijke groei in leerlingen. Toch is het leerlingenbestand nog steeds geen goede weerspiegeling van de bevolkingspopulatie. Die sociaal ongelijke participatie is cultuursociologisch te verklaren door de verschillende kapitaalsvormen of resources die tot participatie aanzetten: cultureel, economisch en sociaal kapitaal. Deze zijn voor elk individu anders. Tussen elke potentiële leerling en het dko-aanbod zelf staan ook een set aan drempels en motieven, die zowel gelinkt kunnen worden aan de kapitaalsvormen als aan de organisatie van het aanbod zelf. Dit onderzoek brengt deze twee perspectieven samen – dat van de leerling en dat van de organiserende academies – om drie kernthema’s te analyseren. De drie gekozen kernthema’s zijn de thema’s waarrond het decreet van 2018 beleidsvernieuwing heeft gerealiseerd. Door deze thema’s tegen het licht te houden, kunnen we de beleidsambities en verwezenlijkingen van het decreet evalueren.
Het eerste thema is de geografische spreiding van het dko-aanbod over het Vlaams grondgebied. Geografische afstand kan een belangrijke drempel vormen voor (potentiële) leerlingen omdat er zowel een kost aan verbonden is in economisch kapitaal (de verplaatsingskost) als in sociaal kapitaal (de tijdsinvestering). Daarom zullen we door een analyse van administratieve data over dat aanbod nagaan waar de voorbije jaren nieuw aanbod is bijgekomen of heringericht en waar aanbod is weggevallen. Bijzondere aandacht hebben we voor de aanpak van zgn. (semi-)blinde vlekken waar geen of slechts partieel dko-aanbod is, omdat de geografische drempel daar voor de inwoners het sterkst kan doorwegen. Door middel van focusgroepen met de academies worden de evoluties in de spreiding vanuit hun perspectief geduid (haalbaarheid, rendabiliteit) en wordt vooruitgeblikt waar nieuw aanbod zou kunnen komen. Tot slot wordt bij de vormgeving van nieuw dko-aanbod het samenspel met andere culturele partners onderzocht. Deze topics samen zullen aangeven hoe het beleid in functie van de groei en spreiding van het aanbod kan worden geoptimaliseerd.
Een tweede thema waar we op inzoomen betreft de organisatie en structuur van het dko-aanbod. Het decreet van 2018 voerde op dat vlak enkele belangrijke vernieuwingen in, zoals meer variatie in studieduur en studiebelasting, snellere en tragere studietrajecten, kortlopende richtingen buiten de gradenstructuur en een vaste plek voor initiatie, exploratie en specialisatie in alle kunstvormen. Door middel van een leerlingensurvey gaan we na hoe deze vernieuwingen vandaag worden ervaren en op welke vlakken academies dropout counteren. We analyseren zo hoe deze veranderingen inzake de aantrekkelijkheid van het aanbod, de dko-leerloopbaan en de doorstroom na die leerloopbaan (bv. naar amateurkunsten en hoger kunstonderwijs) verbetert. Bijzondere aandacht geven we aan de werving en begeleiding van ondergerepresenteerde groepen die vaak niet over de juiste kapitaalsvormen beschikken om spontaan te participeren. Door middel van casestudies gaan we na welke inspanningen academies op dat vlak kunnen doen en welke wervings- en communicatiestrategieën vanuit hun standpunt vandaag al succesvol zijn.
Het derde thema van deze evaluatiestudie is de match tussen de individuele leerling en het aanbod. Door middel van de administratieve data en de leerlingensurvey kunnen we nagaan welke personen geneigd zijn om aan het dko te participeren en welke niet. We analyseren wat hen tot participatie overhaalt. Evenzeer is het belangrijk te achterhalen wat niet-dko-participanten weerhoudt om zich in te schrijven. Inzichten over deze groep zullen we niet vergaren via nieuw te verzamelen data, maar via een link met het eerdere amateurkunstenonderzoek (2019) waarin ook items waren opgenomen over de drempels en motieven om aan het dko deel te nemen. Dit alles moet een beeld geven “in de breedte” van de participatiegraad in het dko, de achterliggende drempels en motieven, én hoe dit alles evolueert. Om deze inzichten te verrijken met verklaringen “in de diepte” treden we in gesprek met individuele leerlingen. Met hen maken we een visualisatie van hun traject doorheen het DKO en evalueren we de werving, keuzemogelijkheden, begeleiding en communicatie van de dko-instellingen. Deze onderzoekstechniek zal inzicht geven in de mate waarin het dko vandaag op maat van de leerling werkt.