-
Humanities and the arts
- Epistemology
- Philosophical anthropology
- Philosophy of language
- Social and political philosophy
- Philosophy not elsewhere classified
Het doel van dit project is om (1) Immanuel Kants opvatting dat een 'transcendentale grammatica' kan worden afgeleid uit de zuivere begrippen of 'categorieën' van het verstand, te verhelderen, en om (2) deze intrigerende opvatting aan te grijpen als een kans om, in Kants naam, een bij uitstek kantiaanse theorie te reconstrueren over (i) de oorsprong van taal, en (ii) de relatie tussen denken en taal. In het 18e-eeuwse Europa draaide een van de meest geanimeerde filosofische debatten om de vraag hoe de overgang van dierlijke kreten en gebaren naar het cognitieve gebruik en de beheersing van woorden verklaard kon worden. Het lijkt erop dat Kant, met zijn idee van een 'transcendentale grammatica', op weg was om zijn eigen antwoord op dit probleem - de oorsprong van taal - te ontwikkelen. Mijn onderzoekshypothese is dat een kantiaanse transcendentale grammatica, als wetenschap, voortvloeit uit de toepassing van transcendentale logica op ons vermogen om te spreken en te horen, qua materieel fenomeen georganiseerd in tijd en ruimte. Om de levensvatbaarheid en mogelijke implicaties van deze hypothese te onderzoeken, reconstrueer ik twee dialogen over transcendentale grammatica: ten eerste tussen Kant en zijn leerling J.G. Herder, en ten tweede tussen Kant en W. Von Humboldt. Op basis hiervan onderzoek ik de betrokkenheid van de wetten van de transcendentale logica bij de constitutie van woorden, als datgene waar transcendentale grammatica zich mogelijkerwijze mee inlaat.