Project

Wijsgerige antropologie tussen naturalisme en idealisme: Een onderzoek naar de alternatieve opvatting van filosofie door Scheler, Plessner en Gehlen in Duitsland 1900-1940.

Code
DOCT/001048
Looptijd
19-06-2023 → 21-09-2025 (Lopend)
Doctoraal onderzoeker
Onderzoeksdisciplines
  • Humanities and the arts
    • General philosophy of science
    • Philosophical anthropology
    • Philosophy of social science
    • Philosophy of natural sciences
    • Continental philosophy
Trefwoorden
Wijsbegeerte en filosofie
 
Projectomschrijving

Het ontstaan van de 'filosofische antropologie' aan het begin van de 20e eeuw is in verschillende opzichten symptomatisch voor die tijd. Ten eerste kan de term zowel verwijzen naar een subdiscipline van de filosofie als naar een nieuwe filosofische doctrine. Deze dubbele betekenis weerspiegelt het conflict tussen de universitaire faculteiten (filosofie, geneeskunde, biologie, sociologie...) dat speelde toen de filosofische antropologie, dat wil zeggen de nieuwe benadering van de filosofie, werd gelanceerd. De opkomst van nieuwe wetenschappelijke disciplines (ecologie, biologie, sociologie, antropologie en psychiatrie) deed de grenzen van deze faculteiten opschudden. De grondleggers van de wijsgerige antropologie, Scheler en Plessner, en "cum grano salis" (Arlt 2001, 69) Gehlen, stonden midden in het tumult en beschouwden de vraag naar de mens als het verbindende uitgangspunt van alle toenmalige wetenschappen. Scheler en Plessner publiceerden hun funderend werk over hun nieuwe benadering afzonderlijk in 1928, wat algemeen wordt beschouwd als het geboortejaar van de filosofische antropologie als een nieuw paradigma in de filosofie (Fischer 2009; Arlt 2001; ...). Ze streefden naar een nieuwe benadering die noch naturalistisch, noch idealistisch was. Meer specifiek wilden ze vermijden om het probleem van hun tijd, namelijk de vraag naar het menselijk wezen, te reduceren tot een naturalistische of idealistische lezing. Want, zoals Plessner expliciet stelt in zijn voorwoord bij de tweede editie van Die Stufen des Organischen und der Mensch (1928), als men redeneert vanuit een van beide benaderingen, dan vervalt men in een ‘dubbele waarheid’ (1928, 40). 

Dat wil zeggen, men verliest de alledaagse ervaring van eenheid, d.w.z. de "pre-problematische intuïtie" (Ibid.). Daarom zochten de auteurs naar een gemeenschappelijke basis om de ervaring te begrijpen en te rechtvaardigen. Tegelijkertijd wilden ze een fundament geven dat in staat was om zowel de natuurwetenschappen als de menswetenschappen te funderen. Op zoek naar een gemeenschappelijke basis zagen Plessner, Gehlen en Scheler, zij het in verschillende mate, het begrip 'leven' als uitgangspunt om de specifieke plaats van de mens te bepalen.


Daarom moet de wijsgerige antropologie als een uitbreiding van de zogenaamde Lebensphilosophie worden beschouwd. De onderliggende hypothesen van dit onderzoeksproject zijn: 1) dat de opkomst van het 'probleem van de mens' ingebed is in de wetenschappelijke ontwikkelingen van die tijd; 2) dat de wijsgerige antropologie een normatief idee bevat over de plaats van de filosofie ten opzichte van andere wetenschappen; 3) dat de wijsgerige antropologie, in haar poging om een nieuwe benadering van de filosofie te formuleren, tegelijkertijd een nieuwe positieve uiteenzetting formuleert van 'de mens' (en de manier waarop we deze wetenschappelijk kunnen bestuderen).