Project

Antropologie van affect en materialiteit

Code
bof/baf/4y/2024/01/675
Looptijd
01-01-2024 → 31-12-2025
Financiering
Gewestelijke en gemeenschapsmiddelen: Bijzonder Onderzoeksfonds
Onderzoeksdisciplines
  • Humanities and the arts
    • Transregional studies
  • Social sciences
    • Ecological anthropology
Trefwoorden
performance Indische Oceaan Rituele praktijken medicinale kennis Afrika kosmologie
 
Projectomschrijving

De komende vier jaar leg ik me toe op het versterken van de onderzoeksgroep CARAM (Centre for Anthropological Research on Affect and Materiality) die ik mee oprichtte, en dit qua data en theorie over (niet-westerse) kosmologieën (oa via boekpublicaties). ‘Materialiteit’ staat voor de ‘more-than-human’ fenomenologie die sinds de ontological turn gepropageerd wordt door o.a. Latour’s invloedrijke ANT, bijvoorbeeld in de studie van technologie en wetenschap als contingente netwerken van horizontale relaties. ‘Affect’ staat voor het complement, de culturele en historische verticaliteit die verscholen zit in die relaties. Samen werpen de twee dimensies, in de volgende onderzoeksamenwerkingen die ik begeleid, een nieuw licht op:

  • artiest-object relaties en artistieke creativiteit (zie Gama’s doctoraatsproject over nieuwe instrumenten in Angola; wordt gepromoot samen met HoGent’s School of Arts)
  • medicijn-gebruiker relaties en zelfregulatie bij drugs (zie Baru’s doctoraatsproject over khat in Ethiopië; wordt gepromoot samen met Tom Decorte van criminologie)
  • mens-dier relaties aan de rand van een Tanzaniaans natuurreservaat (zie Devos’ doctoraatsproject nabij Kigoma; met DBC-leden Becker, DeBlock, Plancke en Pype)
  • mens-robot relaties in een Tanzaniaanse STEM-klas (zie Rutatola’s doctoraatsproject nabij Morogoro; wordt gepromoot samen met Tony Belpaeme van Imec)
  • mens-gewas relaties in een neoliberale economie (zie Otieno’s doctoraatsproject over pyrethrum en green science; wordt gepromoot samen met Nick Rahier). Dit FWO project, dat dit jaar van start gaat, zal in combinatie met de methode ‘culturele analyse’ (zie mijn recente publicatie in ‘Foundations of science’) een model opleveren om de sociale en culturele impact van interventies te bepalen.

Wat onderzoek als enige auteur betreft plan ik het bovenstaande verklaringsschema toe te passen op de studie van Afrikaanse culturele (affectief-materiële) invloeden in eilanden van de Indische Oceaan. Een eerste data-verzameling, gefinancierd door mijn VLIRUOS-IUC coördinatorbijdrage, is vorig jaar gebeurd in Pemba. De moesson-gedreven globale economie in de Indische Oceaan sinds AD 1000 vertaalt zich in de verspreiding van rituele en medicinale kennis van en naar het KiSukuma-KiNyamwezi sprekende vasteland in Oost-Afrika. Deze studie die ik begon in 1995 is een lange-termijn project rond politieke decentralisatie in Oost-Afrika. Deze studie vervolgt een langetermijnproject over politieke decentralisatie in Oost-Afrika en de voortdurende rol van traditionele geloofssystemen.