Het project heeft als voorwerp het Belgisch handelsbeleid (1860-1865). Onevenredig in verhouding met haar politiek gewicht, was België een drijvende kracht achter de creatie van een Europees netwerk van vrijhandelsverdragen. Deze verdragen bevatten bovendien clausules die van belang zijn voor vandaag. Niettemin hebben rechtshistorici dit verdragsnetwerk noch de Belgische deelname eraan bestudeerd. Daarnaast kwam de doorbaak van vrijhandel er niet zonder gevecht vanwege neergaande industrieën en arbeiders, die hun belangen bedreigd zagen door buitenlandse concurrentie. Andere industrieën daarentegen beschouwden vrijhandel als een opportuniteit en verdedigden de afbouw van protectionisme. In beide gevallen bestond een innige band tussen rent-seeking en een veelheid aan juridische argumenten, veelal in gevulgariseerde vorm. Kranten produceerden een gelijkaardig gevulgariseerd juridisch discours. Door het gebrek aan een ontwikkelde, professionele groep van juristen gespecialiseerd in internationaal economisch recht, kwamen gevulgariseerde juridische argumenten veelvuldig voor. Aangezien de vroege internationale juristen van de tweede helft van de negentiende eeuw geen aandacht hadden voor interstatelijke economische relaties, werd de legitimering van macht “uitbesteed” aan leken-practici. Dit project heeft tot doel het juridische kader en het recht in de geesten van deze onbekende practici te identificeren, door gebruik van innovatieve, digitale middelen.