-
Humanities and the arts
- Literatures in Dutch
- Medieval literature
- Poetics
- Literary history
De 14de eeuw geldt als een hoogtepunt voor de seculiere literatuur in grote delen van West-Europa. 14de-eeuwse Middelnederlandse seculiere literatuur is daarentegen nog sterk onderbelicht. Haar grootste exponent, de ridderroman, werd door literatuurhistorici in de 19de en 20ste eeuw afgedaan als derivatief, een mix van motieven uit oudere ridderromans, vaak uitvergroot tot groteske proporties: 'epiek in verval'. Die opvatting komt evenwel voornamelijk voort uit 19de-eeuwse poëticale opvattingen, gevoed door vier eeuwen drukgeschiedenis en romantische ideeën over originaliteit. De gedachte van de 14de-eeuwse ridderroman als einde van de Middelnederlandse ridderepiek wijkt af van de internationale consensus over West-Europese ridderepiek, die een evolutie van de 12de tot zeker de 17de eeuw schetst. Zo werd tot nu onder andere de doorleving van Middelnederlandse ridderromans in 15de- en 16de-eeuwse prozaromans niet genoeg in rekening gebracht. Om een accurater beeld te ontwikkelen van de 14de-eeuwse Middelnederlandse ridderroman moeten we afstappen van anachronistische poëticale opvattingen. Daarom wil deze studie een historisch onderbouwde, eigentijdse poëtica construeren van de romans en daar de centrale herwerkingsstrategieën van uitvergroting en vermenging in duiden. Dat gebeurt door een intra-tekstuele analyse van poëticale markers en door een grondig onderzoek van de materiële en socio-culturele contexten van de corpusteksten. Het resulterende, representatievere beeld van de poëtica van het corpus kan dan accurater vergeleken worden met bredere literaire tendensen.