Mastitis blijft een belangrijke aandoening op de Belgische melkveebedrijven. Zowel subklinische als klinische mastitis blijft voor kopzorgen zorgen bij vele melkveehouders. Tegelijk worden zij steeds vaker gevraagd zich verantwoordelijker op te stellen door onder andere meer aandacht te besteden aan duurzaamheid (onder andere door minder vaak en beter onderbouwd antibiotica in te zetten) en dierenwelzijn. Klinische mastitis bij hun melkkoeien bedreigt beide: het leidt tot (massaal) inzetten van antibiotica en tot welzijnsproblemen bij de getroffen dieren, die daarnaast ook nog sneller dan verwacht moeten worden afgevoerd. Ook op het vlak van mastitispreventie zijn er nog grote stappen te zetten.

Het introduceren van selectief behandelen van niet-ernstige gevallen van klinische mastitis op basis van de resultaten van sneltesten (ingezet door de dierenarts of de melkveehouder zelf) zal er voor zorgen dat substantieel minder klinische gevallen met antibiotica behandeld zullen worden, wat past bij de maatschappelijke vraag rond beter onderbouwd en verminderd antibioticagebruik in de veehouderij. Het leidt rechtstreeks tot onder andere minder verspilling van melk, een lagere kans op boetes en leveringsverbod door leveren van met antibiotica gecontamineerde melk en kleinere economische verliezen. Daarnaast zal op basis van de gecombineerde resultaten van de sneltesten de preventie van mastitis via een verbeterd uiergezondheidsmanagement gestimuleerd worden wat zonder meer zal leiden tot een verbetering van de rentabiliteit, de duurzaamheid en het dierenwelzijn.