Met dit project introduceren we een historisch-sociologische benadering van artistieke beoordelingen, selecties en bijhorende rechtvaardigingen van beoordelingscommissies beeldende kunst die in de schoot van de Vlaamse overheid subsidies verdelen onder beeldende kunstenaars. We ontwikkelen een geïntegreerd theoretisch kader voor artistieke waardering dat gebaseerd is op inzichten uit institutionele logica's en veldtheorie waar machtsverschillen indicatief zijn voor verschillen in beoordeling. Gebruik makend van uniek archiefmateriaal dat we de voorbije twee jaar hebben verzameld -- met name alle commissieverslagen met de beslissing en motivatie tot het (niet) geven van een subsidie --, gaan we empirisch na wat voor institutionele logica's deze panels hanteren voor de periode 1965-2015 om hun artistieke selecties te rechtvaardigen, hoe die logica's verband houden met de kunstenaar of het kunstwerk ter beoordeling en hoe de beleidscontext die logica's beïnvloedt. Met een mixed-mode ontwerp (met onder meer Multiple Correspondence Analysis en etnografisch veldwerk) onderzoeken we de manier waarop en de dynamiek waarin artistieke waarde wordt vastgesteld. Ook gaan we na welke criteria in het spel zijn en hoe de interactie tussen panel, kunstenaar en beleidscontext die waarde mee vorm geeft. Bovendien brengen we kenmerken van het kunstwerk opnieuw in de sociologie van de kunsten door de portfolio's van de aanvragende kunstenaars op hun relationele waarde te laten beoordelen.