Voor dit project zal ik primaire deverbale nominalisaties onderzoeken die gevormd zijn met de suffixen *-tu-, *-ti-, *-(e/os)- of *-men- in het Oudgrieks, het Indo-Iraans en in hun proto-taal. Meer precies zal ik combinatierestricties tussen wortel en suffix opmaken, alsook een voorspellingsmodel voor de semantiek van de afgeleiden, en mogelijke synchrone systemen binnen de diachronie. Ik zal de empirische studie uitvoeren a.d.h.v. close reading, rekening houdend met secundaire afgeleiden die kunnen getuigen van een verloren primaire afgeleide, met de verschillen tussen nominalisaties die naar een gebeurtenis of een entiteit verwijzen, en met de mogelijke wisselwerking tussen deze woorden en participia of verbale adjectieven. Verder zal ik, voornamelijk voor de formulering van het semantische model, een integrale taalkundige benadering hanteren. Deze methode zal verklaren waarom sommige structuurveranderingen een nieuwe (contextuele) betekenis in de afgeleide teweegbrengen, terwijl andere dat niet doen. Dit onderzoek zal baanbrekend zijn omdat het een diepe kloof in kennis over woordvormingsprocessen zal opvullen die nodig is om wetenschappelijke resultaten te verkrijgen bij het reconstrueren van etymologieën of woordsemantiek. Bovendien zal ik een communicatiekloof overbruggen tussen wetenschappers die werken op moderne talen en zij die werken op oude talen door te laten zien hoe inzichten gekoppeld aan uiteenlopende benaderingen waardevol kunnen zijn voor elkaar.