Nieuwe fossiele ontdekkingen van gevederde dinosaurussen in de afgelopen twee decennia hebben de oorsprong en
evolutie van gemotoriseerde vlucht (voortstuwing met vleugelflappen) bij vogels naar nieuwe wetenschappelijke perspectieven,
inclusief besprekingen van een vroege viervleugelige vluchtconfiguratie en secundair verlies van vlucht in
verschillende gevederde theropod-dinosaurussen. Typen motoriek en andere biologische informatie zoals
groeipercentages, ontogenetische stadia of habitatvoorkeur, worden weerspiegeld op verschillende structurele niveaus van
een organisme, inclusief de botweefsels. Dit maakt de bothistologie een krachtige bron van informatie
voor het afleiden van functiegerelateerde modificaties in uitgestorven gewervelde dieren.
Mijn lopende project heeft tot doel een beter inzicht te krijgen in de evolutie van locomotorische vaardigheden
en potentiële luchtvaardigheden van uitgestorven overgangsvormen voor dinosaurussen. Daarvoor deel ik botten van
bestaande vogels en vleermuizen, en uitgestorven vogelachtige dinosaurussen om mogelijke functionele signalen in de
botweefsels. Het onderzoek richt zich op histologische eigenschappen die kunnen worden gekoppeld aan verschillende mogelijkheden van
gemotoriseerde vlucht, secundaire flightlessness, evenals de verschillen in ontogenetische timing van de eerste
opstijgen. Dit vormt de basis voor gevolgtrekkingen getrokken uit het botweefsel van vogelachtige dinosaurussen
naar een meer gedetailleerd inzicht in hun paleobiologie, inclusief fel bediscussieerde vragen zoals
wanneer, hoe vaak en in welke voortbewegingsvliegtuigen van dinosauriërs evolueerden of
verdween secundair.