Dit project maakt gebruik van een interdisciplinaire en collaboratieve aanpak om te onderzoeken hoe en in welke mate drie factoren de gepercipieerde identiteit en de reële ervaringen van religieuze gemeenschappen in het vroege en hoogmiddeleeuwse Westen bepaalden: (a) regels en andere normatieve producten van de geschreven cultuur die van generatie op generatie werden overgedragen, (b) lokale variabelen en omstandigheden die een impact hadden op de samenstelling, ontwikkeling en maatschappelijke inbedding van religieuze gemeenschappen, en (c) diverse vormen van verstrengeling en kruisbestuiving met andere religieuze gemeenschappen en bewegingen. Door een bottom-up perspectief op gemeenschapsvorming te hanteren en door een breed scala aan geschreven typologieën en contexten in beschouwing te nemen, wil het onderzoek doorslaggevend bewijs leveren voor een veel genuanceerdere kijk op het religieuze landschap in de tiende tot dertiende eeuw dan de huidige.