Weer- en klimaatdiensten zijn sterk afhankelijk van numerieke modellen die de evolutie van de atmosfeer berekenen. De kwaliteit van de modellen is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Dit is het resultaat van een gestage accumulatie van wetenschappelijke kennis en technologische vooruitgang. Ook al hebben deze vorderingen niet de aandacht gekregen van grote wetenschappelijke doorbraken, de impact van numerieke weersvoorspelling behoort tot de grootste van alle disciplines in de natuurwetenschappen en vormt een rekenprobleem van een omvang die vergelijkbaar is met de meest uitdagende wetenschappelijke problemen.

Het KMI beschikt over een team van ongeveer 15 wetenschappers die gespecialiseerd zijn in de ontwikkeling van atmosferische modellen. Deze modelontwikkeling vindt plaats in internationale samenwerkingsverbanden, met onder meer vooraanstaande weercentra. Het KMI gebruikt deze modellen voor zijn operationele weersvoorspellingen en voor klimaatprojecties. Deze modellen werken tegenwoordig met hoge resoluties van enkele kilometers. De voorbije twee decennia heeft het KMI talrijke wetenschappelijke bijdragen geleverd aan alle aspecten van de modelontwikkeling.

De UGent heeft in nauwe samenwerking met het KMI een postgraduaatopleiding weer- en klimaatmodellering georganiseerd om masters in de wetenschappen voor te bereiden op dit soort onderzoek. Het NWP-team van het KMI werd in dit programma opgeleid. Dit programma vormde de basis voor een sterke samenwerking tussen de UGent en het KMI die heeft geleid tot talrijke wetenschappelijke resultaten (doctoraten, publicaties) en veel synergieën en mogelijkheden voor nieuwe activiteiten (klimaatmodellering en stadsmeteorologie). Op basis van deze KMI-UGent link is in 2017 een nieuwe eenheid Atmosferische Fysica opgericht als onderdeel van de vakgroep Fysica en Sterrenkunde.

De FED-tWIN-onderzoeker zal onderzoek verrichten op het gebied van atmosferische modellering om bij te dragen aan dit programma en zal naar verwachting, na zijn/haar tenure track, wetenschappelijk leiderschap op zich nemen in de onderzoeksgroep.