In het kader van haar kwaliteitsbeleid heeft de overheid gekozen voor een beleid vanuit het perspectief van kansengelijkheid (zie Beleidsnota Onderwijs en vorming 2005-2009, p. 79 e.v.). De overheid wil immers de nodige garanties bieden dat elke jongere op school competenties verwerft om zelfstandig te functioneren in de maatschappij, om succesvol te kunnen starten in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt. Kwaliteitsbewaking impliceert dat de overheid op landelijk niveau (op het niveau van het onderwijssysteem) moet nagaan in welke mate leerlingen bepaalde kennis en vaardigheden daadwerkelijk verwerven. Daarom moet de overheid naast een systeem van periodieke peilingen (die testen of leerlingen de Vlaamse eindtermen en ontwikkelingsdoelen bereiken) beschikken over internationaal vergelijkbare onderzoeksresultaten. In een wereld van globalisering is het nodig om de prestaties van het Vlaamse onderwijssysteem internationaal te kunnen vergelijken.
Bovendien zijn scholen zelf vragende partij voor meer feedback over hun leerlingenresultaten. Meer bepaald willen ze valide en betrouwbare toetsen die op grote schaal genormeerd zijn en waarmee ze zichzelf kunnen positioneren. Dergelijke onderzoeksresultaten kunnen ze dan gebruiken in hun zelfevaluatie. PISA garandeert dergelijke resultaten.